Video insluiten

0043 Interview met mevrouw T. van Etten 2009-12-15

Video, kleur, met geluid
Video insluiten

0043 Interview met mevrouw T. van Etten
, 2009-12-15

Video, kleur, met geluid

Mevrouw van Etten (1918) is geboren in Groningen. Haar vader had het moeilijk tijdens de crisisjaren en haar moeder zat op dat moment in een inrichting. Mevrouw is van katholieke huize en toen ze verkering kreeg met een gereformeerde jongen, leverde dat problemen op. Ze koos voor de jongen en ging met hem bij een gereformeerd gezin in wonen in Groningen. Tijdens de oorlog lagen er wapens verborgen op haar kamer, terwijl haar verloofde en vrienden verzetswerk verrichtten. Haar verloofde moest op een gegeven moment onderduiken in de Achterhoek en zij ging met hem mee. Ze werkte tot dat moment in de inrichting in Wagenborgen.
Later keerde ze weer terug in de stad. Tijdens de bevrijding lag ze ernstig ziek te bed.

10 fragmenten uit 0043

Fragment 1 van 10 - 004300:00:00:00 - 00:06:02:00

Catharina Christina Johanna (Toos) Van Etten-Wubbolt, geboren 29 oktober 1918 in Groningen. Woont nu al 50 jaar in Paterswolde. Afkomstig ui……

Catharina Christina Johanna (Toos) Van Etten-Wubbolt, geboren 29 oktober 1918 in Groningen. Woont nu al 50 jaar in Paterswolde. Afkomstig uit groot gezin, twee broers en twee zussen boven haar en nog twee kinderen onder haar. Vader had kleine limonadefabriek in de Soephuisstraat later in de Poelestraat die slecht liep in de crisisjaren. Hij maakte ranja van echte sinaasappelen. Vader was creatief, maar had z'n tijd niet mee. Mevrouw waste vroeger wel flesjes en hard meehelpen. Haar moeder was labiel en zat in inrichting. Op dertienjarige leeftijd werd ze van school gehaald om de huishouding te gaan doen. Eten koken deed haar vader. Lagere school volgde ze in de Tuinbouwdwarsstraat op de meisjesschool en vervolgens na een verhuizing in de Polderstraat. Daar werd ze van school gehaald. Zo ging dat. Ze zette zich in voor het gezin. Ze is geboren in de Moesstraat en daarna betrok het gezin een iets ruimere woning in de Concordiastraat. Vader had een café vlakbij de Martinitoren, maar hij dronk zelf te veel. Er volgde een verhuizing naar de Nieuwstraat, maar dat was geen succes. Een vervelende buurt. Ze kreeg als katholiek meisje verkering met een gereformeerde jongen. Dat vond ze geen probleem, maar haar vader wel. Het was die verkering uit of zij eruit. Ze is toen uit huis gegaan en heeft in de psychiatrie in Wagenborgen gewerkt als leerling-verpleegster. Dat was leerzaam.

Fragment 10 van 10 - 004300:55:04:00 - 01:05:24:00

…ns een kampeerwagen in Tynaarlo. Ze stond bij het natuurbad, met haar (nieuwe) man met wie ze inmiddels getrouwd was. Tijdens de bevrijding was ze ziek, had ze pneumothorax. Ze…

In de HW Mesdagstraat verstopte ze de wapens op haar kamer,een stengun, ploertendoder en revolver en ze liet de jongens hiermee omgaan. Dat was haar verzetswerk. Na de oorlog wilde ze dat die wapens weer weg gingen en ingeleverd zouden worden. Mevrouw kan zich niet herinneren echt bang geweest te zijn in de oorlog. Anders ben je er ook niet geschikt voor. Je moet ook je mond kunnen houden. Dat kan ook niet iedereen, maar zij wel. Wat ze van de oorlog heeft geleerd, is vrede te bewaren met elkaar. Ze vertelt over de boerderij in de Achterhoek. Waar de onderduikers in een schuur sliepen en vele onderduikers in de omgeving zaten. Ze herinnert zich ook het treintje bij Dinxperlo. Vanuit de Achterhoek ging mevrouw naar familie in Arnhem en vandaar weer naar Groningen naar de HW Mesdagstraat. Daar deed ze dus verzetswerk, ook handel in bonkaarten. Ze vertelt dat ze in Arnhem de broer van haar verloofde voor het laatst heeft gezien. Hij is doodgeschoten nadat hij verraden was vanwege een overval in Amsterdam had gepleegd. Deze dood, en alle andere jonge mensen die hun leven hebben gegeven, greep haar erg aan, nog steeds. Wat dat betreft heeft ze ook te doen met moeders van jonge soldaten die in Afghanistan sneuvelen. Ze herinnert zich nog wel verhalen uit het verzet wat er gebeurde, maar het beste was gewoon niet te praten (en veel te doen). Aan het einde van de oorlog moest ze uit het huis aan de Mesdagstraat, het was uit met de gereformeerde verloofde en ze had een nieuwe vriend. Ze kocht vervolgens een kampeerwagen in Tynaarlo. Ze stond bij het natuurbad, met haar (nieuwe) man met wie ze inmiddels getrouwd was. Tijdens de bevrijding was ze ziek, had ze pneumothorax. Ze hoorde het feestgedruis, maar ze zag er niets van. Haar verloofde had de verkering bovendien verbroken. Ze liep al met al twee jaar bij het Diaconessenziekenhuis voordat ze genezen was.