Video insluiten

0041 Interview met de heer T. B. Bierema 2009-01-21

Video, kleur, met geluid
Video insluiten

0041 Interview met de heer T. B. Bierema
, 2009-01-21

Video, kleur, met geluid

Taco Broeils Bierema is geboren in 1927 in Usquert als zoon van een hereboer en Tweede Kamerlid. In 1950 nam hij de grote boerderij van zijn vader over. Bierema vertelt over de werkzaamheden in, de organisatie van en de veranderingen in het boerenleven in Noord-Groningen. Mechanisatie volgde volgens Bierema het personeelsaanbod in plaats van dat het de personeelsvraag bepaalde.

18 fragmenten uit 0041

Fragment 1 van 18 - 004100:00:00:00 - 00:04:18:00

Taco Broeils Bierema is geboren in 1927 in Usquert en aldaar opgegroeid. Elke winter ging hij als kind met zijn ouders naar Den Haag. Hierdoor heeft hij op verschillende lagere sch…

Taco Broeils Bierema is geboren in 1927 in Usquert en aldaar opgegroeid. Elke winter ging hij als kind met zijn ouders naar Den Haag. Hierdoor heeft hij op verschillende lagere scholen gezeten. De middelbare school volgde Bierema in Warffum. Daarna ging hij in militaire dienst en in 1950 werd hij boer, nadat zijn vader plotseling overleed. Tot 1990 is Bierema boer geweest. De vele veranderingen, waaronder de mechanisatie heeft hij dus van nabij meegemaakt. Van oktober tot maart zat hij met zijn ouders in Den Haag omdat zijn vader lid was van de Tweede Kamer. Zijn vader zou anders in een onverwarmde trein moeten reizen en zijn moeder zat dan alleen met kinderen in Usquert. Elk jaar huurden ze een ander huis in Den Haag. Bierema leerde veel kinderen kennen op deze manier. In Den Haag lagen de scholen voor vergeleken met het platteland. Bierema´s vader had tevens een akkerbouwbedrijf met enkele melkkoeien. Een bedrijfsleider op de boerderij verzorgde er de dagelijkse gang van zaken. Vanuit Den Haag ging Bierema’s vader eens per maand voor instructies naar huis. Bierema heeft altijd veel van deze bedrijfsleiders geleerd, omdat hij na schooltijd meteen na de boerderij ging. Pas ´s avonds maakte hij zijn huiswerk. Bierema had altijd veel liefde voor dieren.

Fragment 4 van 18 - 004100:15:48:00 - 00:22:06:00

In 1950 werd Bierema boer, tot dat moment was hij militair in Nederlands-Indië. Vanwege vaders overlijden kon Bierema met een vliegtuig naar Nederland. De overdracht naar Indonesi…

In 1950 werd Bierema boer, tot dat moment was hij militair in Nederlands-Indië. Vanwege vaders overlijden kon Bierema met een vliegtuig naar Nederland. De overdracht naar Indonesië had toen al plaatsgevonden. De jongen die het personeel kende werd nu opeens hun baas. Ze waren wel twee keer zo oud, maar omdat Bierema vertrouwd was met de boerderij kon hij hen goed instrueren. Het bedrijf was echter te groot en kon door slechte verkaveling niet efficiënt bestuurd worden. In 1975 is de boerderij daarom verkocht en is een beter verkavelde boerderij aangekocht, waar Bierema nog twintig jaar boer is geweest. De kavels hiervan zijn ook verkleind, door sloten te dempen met stropakken. In 1980 is Bierema's zoon opvolger geworden en sinds vier jaar is die nu boer in Nieuw-Zeeland voor een nog beter bedrijf gelegen midden tussen de percelen. Boerderij Oud-Wadwerd waar Bierema in 1950 begon was 70 hectare groot en werd vergroot tot 85 hectare. Het land lag echter te ver weg en het woonhuis was veel te groot en te bewerkelijk. Zijn grootvader had het in 1908 laten bouwen, voor teveel personeel. Dat was in Bierema’s tijd niet meer te behapstukken. De tien arbeiders ploegden, egden en zaaiden. Alles met paarden. Twee groeven sloten en de gewassen werden met de hand gewied, dat was ook bewerkelijk. De vlasverbouw gaf in de winter ook nog werk. Het hele jaar was er zo volop werk.

Fragment 10 van 18 - 004100:39:28:00 - 00:51:19:00

Van oudsher lagen Groninger dorpen aan water, zoals het Boterdiep en in Usquert de Usquerter Maar. Per schip werden de producten naar de stad Groningen vervoerd, het centrum van de…

Van oudsher lagen Groninger dorpen aan water, zoals het Boterdiep en in Usquert de Usquerter Maar. Per schip werden de producten naar de stad Groningen vervoerd, het centrum van de handel, waar de beurs ook was. Omstreeks 1940 hield dit op. De beurtschippers kochten toen vrachtauto's. In de oorlog kwam het watervervoer even terug. Na de oorlog nam de auto het weer over. Tot de Coöperatieve Aankoop Centrale Groningen een centraal ontvangststation voor koren begon. Er was een in Zijldijk en ook in Usquert. Suikerbietenvervoer verliep eerst per schip naar de suikerfabrieken in Groningen en Hoogkerk. Via het Noordpolderkanaal naar Warffum. Er was ook vervoer per spoor. Het laden op de wagons was zwaar werk. Hier kwam later de kiepwagen voor. Het laden gebeurde met kranen, wat ook een verlichting betekende. Net als de aardappels in kratten. Stro vervoeren naar de strokartonfabrieken verliep in het begin per schip en ook per trein. Pas na de oorlog kwamen hiervoor vrachtauto's. Er was een grote en lucratieve productie aan strokarton, waardoor veel vervoer nodig was. Tot in de jaren vijftig. In Noord-Groningen werd hierom zelfs rogge met een lange stengel verbouwd. Strokartonfabrieken draaiden op stro van alle graangewassen, waarbij roggestro het beste was, vóór stro van tarwe, gerst en haver. Bierema verbouwde geleidelijk aan steeds meer tarwe. In 1950 was er een tekort op de voedselmarkt. Prijzen van gerst en haver stegen. Landbouwminister Sicco Mansholt wilde echter tarwe voor de voedselvoorziening. De krapte op de wereldmarkt verdween langzamerhand. Wel gaf Mansholt, als dank voor de boeren, lange tijd subsidie op de tarweverbouw. Hierdoor ontstond in de Europese Gemeenschap vervolgens een tarweoverschot. Die tarwe ging naar Afrika, waardoor tarweboeren in Afrika stopten. Dat zie je nu terug in de voedselcrisis daar. Jaren later dus, maar zo werkt de economie, aldus Bierema. Dat heeft Mansholt later zelf ook ingezien. Alles hangt met alles samen aldus Bierema.

Fragment 13 van 18 - 004101:05:06:00 - 01:11:42:00

Vlasverbouw was belangrijk voor de winterwerkverschaffing. Er was ook werk in de winter bij de dorsmachines, waarvan er drie stonden in Usquert. Mensen die daar bij werkten, konden…

Vlasverbouw was belangrijk voor de winterwerkverschaffing. Er was ook werk in de winter bij de dorsmachines, waarvan er drie stonden in Usquert. Mensen die daar bij werkten, konden zich ook een woning veroorloven. Vanaf het uitvinden van de stoommachine in 1880 speelde dit, toen kwam de dorsmachine met locomobiel ervoor. Na 1945 kwam er een tractor of elektromotor voor de locomobiel en in de jaren zestig nam de combine dat weer over. Bierema was lid van de coöperatieve dorsvereniging. Hier werd geloot en dan hoopte je dat het droog weer was in de tijd dat je had geloot. Anders werd de oogst in de schuur opgeslagen en in de winter gedorst. Vanouds was er meer personeel op de boerderij. Dat nam na de crisis van 1880 name het aantal losse mensen terug en met de jaren dertig crisis helemaal. Het koppelwerk hield op dat moment op en met een betere organisatie kon men het met het eigen personeel wel aan. Vrouwen verrichtten in Bierema's jeugd nog wel wiedwerk, dat herinnert Bierema zich. Begin jaren vijftig kwam pas de eerste chemische bestrijdingsmiddelen. Dat was een enorme vooruitgang. Met de hand viel dat bijna niet te doen, zeker niet bij vlas. Van gevaren van bestrijdingsmiddelen hadden ze in het begin geen weet. Door de oorlog had er minder onkruidbestrijding plaatsgevonden, omdat er minder mensen waren en kunstmest slechter voorhanden was.